Was de schorseneren zodat het zand eraf is.
Pers de citroenen.
Schil de schorseneren met een dunschiller en zorg ervoor dat alle ogen weg zijn.
Snijd de punten eraf en wrijf elke schorseneer in met citroensap.
Leg ze in koud water met extra citroensap om ze wit te houden.
Snijd de schorseneren in stukjes van 3 tot 4 cm, afhankelijk van de dikte.
Maak een blanc : doe water in een pannetje, strooi er 2 el bloem bij en blijf roeren met een garde tot alle klonters verdwenen zijn.
Voeg daar nog wat citroensap aan toe en kruid met peper en zout.
Giet dit in een kom met ruim water.
Kook hierin de schorseneren gaar.
Doe de schorseneren samen met de room in een blender en pureer het geheel glad.
Voor het beste resultaat duw je nu deze coulis door een fijne zeef.
Proef af met peper, zout, nootmuskaat en eventueel nog wat citroensap.