Reinig de vis.
Kuis de spinazie, ontdoe van de grote stelen en was grondig.
Voorverwarm de oven op 220°C.
Zet een ketel water op en breng aan de kook.
Pel een ajuin, besteek met de kruidnagel.
Voeg de ajuin, de tijm, het laurier, peper, zout en witte wijn toe aan het water.
Als het kookt, leg je er de kabeljauw in.
Breng terug aan de kook en draai het vuur zacht zodat het suddert.
Kook de vis gaar in 10 minuten en laat uitlekken.
Verwijder het vel en de graten.
Laat de spinazie smelten in wat boter en kruid met peper, zout en nootmuskaat.
Maak een bÈchamelsaus met de bloem en de boter en de melk.
Kruid met peper, zout en nootmuskaat.
Meng er van het vuur de kaas onder.
Neem een grote vuurvaste schotel of meerdere kleintjes.
Vet de schaal in en schik de spinazie op de bodem.
Hierop verdeel je de kabeljauw en overgiet je met de kaassaus.
Strooi wat paneermeel over het geheel.
Plaats in de oven en laat gratineren.
Garneer met peterselie en serveer meteen.