Breng lichtgezouten water aan de kook.
Snijd de peterseliebloemen van de takjes en doe ze in het kokende water.
Laat nog 1 minuut meekoken wanneer het kookwater terug het kookpunt bereikt.
Giet af en doe het meteen in ijskoud water.
Giet af, laat uitlekken en dep droog.
Hak de peterselie fijn en plaats in de koelkast.
Snipper de sjalotten en het knoflook.
Snijd het spek in hele kleine brunoise (dobbelsteentjes).
Smelt 30 gram boter in een pan en doe er de sjalot, knoflook en spek bij.
Laat afgedekt gedurende 20 minuten op een zacht vuurtje sudderen.
Mix dan alles fijn en houd apart.
Ontdoe de bladpeterselie van de stelen en hak de bladeren grof.
Smelt 20 gram boter in een pan en voeg er de peterselie bij en de helft van de bladpeterselie.
Voeg de room toe en laat zachtjes inkoken tot sausdikte.
Doe er dan de puree van sjalot, look en spek bij en proef af met peper en zout.
Bestrooi de saus met de overgebleven bladpeterselie en dien op.