De uitjes weken in warm water en pellen.
De uitjes worden niet geblancheerd (niet kort gekookt).
Boter smelten, de uitjes toevoegen en kruiden met peper en zout.
Overstrooien met bruine suiker en bevochtigen met blanke fonds.
Afdekken en laten gaarkoken tot alle vloeistof bijna verdampt is en een glazige stroop bekomen wordt.