Met geld kun je een mooie hond kopen, maar alleen liefde kan hem met zijn staart laten kwispelen.
Dit ras is niet spiritueel
Het lichaam is gespierd en compact. De lengte van schoudergewricht tot aan de staartaanzet is gelijk aan de schouderhoogte, dat het ras zijn typisch vierkante uiterlijk geeft. Het lichaam dient goed geribd te zijn. De lendenen zijn kort en licht gebogen. De voorhand is dicht en zwaar behaard, de benen zijn recht en evenwijdig met een iets schuinstaand middenvoetsbeentje. De achterhand is eveneens dicht en zwaar behaard, het kniegewricht dient goed gebogen te zijn met een laag geplaatst spronggewricht. Schofthoogte tussen de 35,5 cm en 40,5 cm, teefjes iets kleiner en het gewicht is tussen de 7 tot 14 kg, liefst tussen de 9,5 en 11 kg, maar ieder gewicht is acceptabel mits in verhouding tot de lengte. De Tibetaanse terriër wordt gemiddeld 14 jaar oud.
Vlot, goed uitgrijpend, krachtig stuwend, bij het lopen of draven moeten voor en achterbenen een lijn vormen en mogen niet naar binnen of naar buiten draaien. De Tibetaan moet zich gemakkelijk kunnen bewegen zonder verspeelde energie, de beweging moet niet anders dan economisch, perfect gecoördineerd en krachtig zijn. Het laat een portret zien van een lenige hond die kan leven op de geboortegronden van zijn vaderland wat een voor dit ras uitzonderlijk kenmerk is.
Tibetaanse terriërs werden gehouden in het ruige terrein en klimaat in het gebied van het hooggebergte van de Himalaya door nomaden voor het alarmeren voor onraad, bewaken en andere diensten, maar niet als terriër ("Terra"="Aarde"; terriërs jagen op kleine dieren in de "aarde"). De benaming Terriër is daarom onterecht en hij hoort meer bij het ras van de herdershond. Door hun grootte en lenigheid konden ze in de berggebieden van de Himalaya dienstdoen waar grotere honden moeilijk konden komen. De Tibetaanse terriër en het kleinere formaat Lhasa Apso werd gehouden als gezelschapshond door de boeddhistische monniken die in de geïsoleerde kloosters leefden. Ze werden beschouwd als waardevolle gift en zouden geluk brengen. In 1930 is de Tibetaanse terriër voor het eerst geïntroduceerd in Europa en Amerika als gezelschapshond. Tegenwoordig hoort het ras tot rasgroep 9, de gezelschapshond en niet tot de terriërs.
Deze kleine kameraad houdt van mensen. Tibetaanse terriërs zijn levendig, uitgaand, vrolijk, moedig, waaks, nieuwsgierig, attent, intelligent, vriendelijk en vredelievend, maar ook zeer gevoelig voor een correcte behandeling. Ze kunnen goed met andere huisdieren omgaan zoals katten of konijnen. Ze doen graag alles mee met het gezin. Ze zijn graag bij kinderen, zijn dan niet kleinzerig en zullen nooit of zelden agressie vertonen. Vervelende situaties zullen ze mijden en ze laten zich zelden met vreemden in. Binnenshuis is de Tibetaanse terriër een rustige hond en kan makkelijk uren voor de open haard vertoeven. Als de Tibetaanse terriër erop getraind is kan hij prima overdag alleen zijn. Zeker als puppy is het belangrijk de hond af en toe een uurtje alleen te laten. Zijn blaf is uniek; het neemt in volume en toonhoogte toe naarmate hij langer blaft. Ze staan echter niet bekend als "keffers". Zijn uiterlijk kan de schijn hebben van een troeteldier, maar in zijn eigen beleving is hij een reuzenhond en gedraagt zich ook zo. Al is hij voor een herders-achtige tamelijk klein van stuk, fysiek en psychisch gezien is het een sterke, stoere hond die vol bewegingsdrang zit. Hij heeft niets van het stereotiepe gedrag van een terriër. Kan wel agressief zijn naar andere honden toe, met name als ze zijn aangelijnd.
Bron: www.wikipedia.org