Met geld kun je een mooie hond kopen, maar alleen liefde kan hem met zijn staart laten kwispelen.
Dit ras is niet spiritueel
De huidige sint-bernard is waarschijnlijk ook met de mastiff gekruist en veel te zwaar om nog als reddingshond te kunnen werken. De schoftmaat is 70–90 cm voor reuen, tegen 65–80 cm voor teven, maar ook grotere honden worden door de standaard toegelaten. Het gewicht kan wel 100 kg zijn.
Het hoofd van de sint-bernard is zwaar en heeft een licht geplooide huid. De stop is uitgesproken, de neus kort en vierkant. De lippen zijn enigszins hangend, de hoog aangezette oren vallen in een driehoek tegen de wang.
De hals is kort, de halshuid weinig geplooid. De rug is breed, schoft en croupe zijn duidelijk afgetekend en de buiklijn is nauwelijks opgetrokken. De achterhand is licht gehoekt, de voorhand normaal, de voeten zijn breed maar gesloten. De staart is hangend, lang en zwaar.
De vacht van de sint-bernard is ofwel lang ofwel kort. De beharing is bij beide vormen dicht en ligt tegen het lichaam aan. De kleur is roodbruin met witte aftekeningen aan de borst, poten, neus, nek en staartpunt.
De sint-bernard is een imposante, maar rustige hond. Ondanks zijn grootte is hij zeer sensibel en heeft hij een goed karakter. Maar er moet ook rekening gehouden worden met een zekere mate van eigenzinnigheid en een soms sterke neiging om zijn territorium te beschermen.
De sint-bernard is een grote, zware hond. Door zijn gewicht heeft hij een verhoogd risico, zoals alle grote rassen, om last van heupdysplasie en elleboogdysplasie te krijgen. De hond wordt meestal niet heel oud: de levensverwachting is circa 10 jaar.
De naam "sint-bernard" is afkomstig van het Grote Sint-Bernard Hospitium, een hospitium gelegen in de vaak verraderlijke Grote Sint-Bernhardpas in de westelijke Alpen tussen Zwitserland en Italië. De bergpas, het klooster, het bijbehorende hospitium en de honden zijn vernoemd naar Bernard van Menthon, een monnik uit de 11e eeuw die het klooster en het hospitium heeft gesticht.
De naam "sint-bernard" werd pas na het midden van de 19e eeuw op grote schaal gebruikt. Voor 1850 werden de honden voornamelijk "alpenmastiff", "nobele rossen", "barryhonden" of "sinthonden" genoemd.
Bron: www.wikipedia.org